Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar de tong [26]kan geen mens [27]temmen; zij is een onbedwingelijk kwaad, [28]vol van dodelijk venijn. 26. Namelijk hoe heilig hij ook zij, en welke moeite en zorg hij daartoe ook aanwendt. 27. Dat is, zoo bedwingen, dat zij geen kwaad ooit doe; gelijk de volgende woorden verklaren. Daarom moet men te meerder en zorgvuldiger vlijt aanwenden en den Heere om Zijn genade te vuriger bidden, dat dit kwaad van ons meer en meer mag bedwongen worden. 28. Namelijk hetwelk van de helse slang aangeblazen is. Want als de tong wordt misbruikt, dat zij als uitspuwt het vergift van lasteren, achterklap, schelden, vloeken, enz., daarmee brengt de lasteraar zichzelf in den dood, zo hij zich daarvan niet bekeert; Ps.140:4; Rom.1:30; 1 Kor.6:10.